Samenstelling tentoonstelling Chantal Bekaert |
De Stad Nieuwpoort is de enige overheid die eenvismijn heeft en die zelf uitbaatBetekenis van het woord “vismijn” Het woord (vis)”afslag” komt van het werkwoord “afslaan”. Dit is wat de afslager doet als een partij vis is ingezet op een hoog startbedrag. Hij ver-mindert dit bedrag tot een koper “mijn” roept. Wat is de taak van een vismijn ? |
Schets van de havengeul en haven in 1909.
Het pijltje wijst naar de eerste vismijn.
Uit: Enquête sur la pêche maritime en Belgique / Charles De Zuttere (VLIZ).
“Op den 2en junius [1819] heeft men beginnen af te breeken het visch-kloktie. Dit torreken waer in was hangende een kloktie / die noch voortkomt van de torre der voormaelige kerke der religieusen Conceptionnissten / nonnekens / die gestaen heeft ter westzijde van de Kokstraete over het militair hospitael / was dienende om wanneer er ter kaeijmijn verschen vist werd verkogt de koopers bij een te roepen, en was nog een van de 52 a 54 (70) torrekens die eertijds hebben gestaen op de stads-wallen of vesten dezer stede, en was geplaetst op den vesten ter kaeije, geevende op de Kokstraete. Men heeft dit klocktje dan geplaetst tusschen twee hooge staeken, staende boven de kaeij-poorte alwaer het heden [juni 1819]te zien is.”
Uit de “Beschryving der stad ende haven van Nieuport…” van Joannes Rybens en Thomas De Roo (vader en zoon)
Bij het aanbreken van de 20ste eeuw was de Nieuwpoortse vissersvloot zo goed als uitgestorven.
Er kwam echter een kentering:
In het boek “Enquête sur la pêche maritime en Belgique” (1909) door Charles De Zuttere vinden we de eerste vermelding van een Nieuwpoortse vismijn.
“C’est un bâtiment couvert, modeste, de quelques mêtres carrés, servant exclusivement à l’étalage et à la criée du poisson” (La criée is het Frans voor vismijn).
Dit vismijntje werd in 1908 opgericht op de kaai, ter hoogte van de Havenstraat. Ze bestond uit een stenen verhoging , enkele meters lang en breed, met ijzeren afsluitingen omringd. Daar alleen mocht de vis nog verkocht worden en dit gebeurde dan onder officieel toezicht.
Op de kleine vismijn was een torentje met een klok, welke geluid werd om de verkoopsessies aan te kondigen.
Tot dan hadden de vissers zelf hun vis verkocht, hier en daar op het “plangkier”; dat was toen de houten kaai die zich uitstrekte langs een deel van de kaai.
In 1913 werd er voor 6.240 € verse vis verhandeld. Met de sprot en de garnalen meegerekend, kwam men aan een bedrag van 14.041 €.
|
|||
De eerste haringboot (N5) van de sprotfabriek Carbonez vaarde in 1907 uit. | |||
Vertrek van de haringboot "Tout à Jésus et à Marie" , met 21 mannen aan boord Rechts: de houten kaai of "plangkier" waarop gevangen vis, voor de komst van de eerste vismijn, te koop gelegd werd. |
Houten plankier, begin 20ste eeuw |
Panneschuiten (P) en Nieuwpoortse vissersboten (N) in de haven, 1909. Uit: Enquête sur la pêche maritime en Belgique / Charles De Zuttere. (VLIZ) |
||
Het lossen van de visvangst, 1909. |
Houten plankier waar de vissersboten vóór 1914 aanmeerden en waar de vis te koop aangeboden werd vóór de oprichting van de eerste vismijn. |
WO I betekende de volledige verwoesting van Nieuwpoort. De vissers waren, net zoals de meeste inwoners, richting Frankrijk of Engeland gevlucht.
In de lente van 1919 keerden de eerste gezinnen terug en vonden een onderdak in de barakken op het Koerseplein. De eerste vissersfamilies die terugkeerden hadden het niet gemakkelijk. Van een kaai en een vismijn was er zeker geen sprake.
Maar vis was voedsel en voedsel was nodig!
Van 1923 tot 1929 steeg de opbrengst van de visverkoop. De visprijzen gingen de hoogte in; doch de omvang van de vangst tekende een achteruitgang. Dit was vooral te wijten aan het feit dat het zeil door motors vervangen werd en dat men over onvoldoende vaklui beschikte onder de vissers, om met motoren te vissen.
Waarde van de ingebrachte vis : 1923 6.168 €
1924 10.229 €
1927 27.757 €
1929 67.195 €
In 1928 telde de vissersvloot slechts 73 schepen over heel de Westkust (De Panne tot Nieuwpoort). Door de opkomst van de motorvisserij na de oorlog was nagenoeg de volledig vloot in de haven van Nieuwpoort samengetrokken.
5 juni 1915 De vernielde kaai; waar het eerste vismijntje ongeveer stond. |
||
De vernielde kaai na WO I. |
De Nieuwpoortse goederen- en vissershaven in de jaren 1920. Op de vissersboten werd het zeil gaandeweg ver-vangen. |
||
De vissersvloot van de Westkust in de Nieuwpoortse haven [jaren 1920]. Op de achtergrond: de [oude] Langebrug. |
Door de toeloop van vissers uit de Westkust, was er dus een vismijn nodig. Aanvankelijk zocht men nog zijn heil in vissersherbergen. Maar de roep om een vismijn steeg.
In de jaren 1923-1924 werd een houten barak, die dienstdeed als vismijn, opgetrokken. Deze barak kwam dwars op de Kaai te staan, ter hoogte van de Kaaistraat. Groot was die niet. Vooraan, achteraan en op één zijkant waren er poorten voorzien om het aanbrengen en wegvoeren van de vis te vergemakkelijken.
Net zoals vóór 1914, kwam er een klokje op de vismijn te hangen. Telkens er een visverkoop plaatsgreep werd die geluid.
Personeel:
“Mijnmeester” Polydoor Vanhoutte en zijn vrouw Bertha werden bijgestaan door August Viaene en Frans Niville.
In drukke tijden stak Jules Ghys een handje toe.
1928 De Nieuwpoortse haven. Toen bevond de stenen vismijn zich ter hoogte van de Kaaistraat, evenwijdig met de kaai. |
Lossen van de visvangst op de sorteertafel. Aan boord werd de vis in bennen met ijs bewaard. [jaren 1930] |
1938 |
Reeds in (juni) 1928 droomde men tijdens een stoet van een nieuwe “vischhalle”. Dees "mijn" is mijn, Mocht d'echte nieuwe "mijn" weldra de uwe zijn !!
Door het plaatsen van hulpmotoren op de zeilboten werd de visaanvoer regelmatiger, daar men minder afhankelijk werd van de weeromstandigheden. Ook groeide het aantal vissers uit De Panne en Oostduinkerke, die zich te Nieuwpoort kwamen vestigen, aan.
Er was dus nood aan een grotere vismijn.
In 1927-1928 werd een stenen vismijn gebouwd ter hoogte van de Kaaistraat, maar nu evenwijdig met de kaai.
De voorzijde van de mijn bestond uit een open palenconstructie. Het gedeelte waar de verkoopbeurten plaatsgrepen werd afgebakend met paaltjes en kettingen. Aan de achterzijde werd een ruimte als pakhuis en opslagplaats voorzien.
Ook hier kwam er een klokje te hangen.
Personeel:
Poulidor Vanhoutte bleef tot aan zijn pensioen mijnmeester. Hij werd toen bijgestaan door politieagent Marcel Vanglabeke, die alles in goede banen hielp leiden.
Hoe verliep de verkoop toen ?
De vis werd niet meer gewogen zoals dit vroeger het geval was.
Tijdens het sprotseizoen was het een drukste van jewelste. Op dagen van grote aanvoer, en geringe afzet, kwamen de polderboeren naar de vismijn afgezakt. Zij kochten het overschot aan sprot voor bijna niets op, om op de landerijen als mest uit te strooien.
Daar Nieuwpoort toen tientallen sprotrokerijen telde, zal het niemand verwonderen de gans het stadje in het sprotseizoen letterlijk naar sprot rook.
Sardinerie (sprotfabriek) Carbonez, gelegen hoek Nijverheid-straat en P. Deswartelaan, was één van de grote sprotfabrieken te Nieuwpoort. |
Zeewacht 31 oktober 1963 |
Bij het begin van de vijandelijkheden, in mei 1940, vluchtten een tiental reders, met bemanning en familieleden, naar Engeland. Zij zouden later met hun vaartuigen een belangrijke rol spelen bij de evacuatie van geallieerden uit Duinkerke.
De Nieuwpoortse haven werd tot vier maal toe gebombardeerd. De Duitsers eisten de rest van de meer dan gehalveerde vloot op, om die in te zetten bij een eventuele invasie van Groot-Brittannië.
In december 1940 liet de bezetter het uitvaren en vissen weer toe. Dit onder begeleiding van Duitse soldaten, enkel binnen de drie zeemijl, in groepsverband en slechts dagvisserij.
Omdat de vismijn vernield was greep het “mijnen” noodgedwongen plaats in een garagepoort in de Sint-Jacobstraat. Het wegen van de vangst gebeurde in de rokerij Huysseune, in de Oostendestraat.
Tot augustus 1941 verliep de verkoop van de vangsten vrij. De handelaars bleven dus de prijs bepalen. Maar toen werd op bevel van de Duitse overheid, het corporatiesysteem ingevoerd. Dit hield in dat de vis voortaan tegen een vaste prijs werd verkocht.
In december 1941 startte het nieuwe haringseizoen. Dit was het begin van de wonderlijke visvangst en Nieuwpoort als “die Goldene Stadt”.
Aangewakkerd door de dure visprijzen en de grote vangsten van haring en sprot kwamen de overgebleven vaartuigen uit Oostende en Zeebrugge zich in de Nieuwpoortse vissershaven vestigen. (Zeebrugge en Oostende werden aanzien als oorlogshaven. Als vissershaven waren ze volledig uitgesloten).
In een recordtempo groeide de vloot aan tot meer dan 100 schepen. Nog nooit had Nieuwpoort zoveel vlooteenheden geteld.
Op 20 december 1943 werd voor het eerst meer dan 1 miljoen kilo haring op één dag verhandeld. (1.235.421 kg met een opbrengst van 160.782 €).
De Vlaamse vissers redden toen ons land van de hongersnood.
Aanvoer van de haringvangst tijdens WO II door een volgeladen N03. De visputten aan boord liepen over tot op het dek, en de sloepen voeren zwaarbeladen binnen. De vangsten waren uitstekend; allicht doordat het visbestand in volle zee met rust gelaten werd. |
||
|
1943 Bennen met haringop de Nieuwpootse kaai, WO II. |
September 1944 zag de bevrijding van Nieuwpoort. De Duitsers bliezen bij hun aftocht de kaaimuren op. De sluizen die de vlotkom op hoogwaterpeil hielden werden eveneens volledig vernield.
Slechts in het voorjaar van 1945 kwam de visserij weer op dreef. De zeemijnen maakten echter nog heel wat slachtoffers. In het eerste jaar na de bevrijding vonden 72 Vlaamse vissers een zeemansgraf.
Noodgedwongen meerden de vissers in het “bassin” (Vlotkom) aan, waar ook een tijdelijke vismijn werd opgetrokken. Het was een houten gebouwtje van 20 op 10 meter, betimmerd met golfplaten. Omdat de wind vrij spel had in het gammele vismijntje, kreeg het al spoedig de naam “ ’t Stalletje van Bethlehem”.
Sommigen spraken van het “blekken kot”. (Niet te verwarren met het blekken kot, dat jaren later, verder langs de havengeul kwam te staan en door de reddingsdienst gebruikt werd).
Het vismijnpersoneel en de vishandelaars huisden in voormalige Duitse legerbarakken.
De kleine vismijn werd later verruimd met een 30 meter lange, metalen loods en aangebouwd bureau.
Met de wederopbouw, na WO II, werd ook gedacht aan een nieuwe vismijn. Dit ging echter niet zonder slag of stoot wat de locatie betrof. De enen waren voorstander om de nieuwe vismijn zo dicht mogelijk bij het Kattesas te bouwen; anderen stelden de noordkant van de Havengeul voor. Ook werd er even gedacht om de nieuwe vismijn ter hoogte van de Langebrug te bouwen. Uiteindelijk besliste het stadsbestuur dat de bouwplaats in het verlengde van de Astridlaan zou komen.
De oorlog bracht een grote vernieling van vaartuigen en met gevolg veel slachtoffers.
5 november 1943 werd de N41 "de zee" ....... | 28 februari 1944, werden drie boten ....... |
Van hieruit vertrok het schip voor de schietoefeningen. 't Stalletje van Bethlehem (ook wel "blekken kot" genoemd) bood onderdak aan de visveiling na WO II. |
||
Het "blekken kot" had plaatsgemaakt voor een grotere vismijn aan de Vlotkom, ongeveer ter hoogte van waar nu Storms ligt. | Vissers met vangst in de stenen vismijn aan de Vlotkom. | |
Weging van de garnalenvangst in de stenen mijn aan de Vlotkom. | Verkoop met afslager Charles Ryssen, schrijver Pierre Deseck en tegenschrijver Triffon Vanloocke. |
De nieuwe vismijn werd op 25 mei 1953 officieel ingewijd.
De Nieuwpoortse vloot telde toen 59 kleinere, houten kustvaartuigen met een globale tonnenmaat van1400 ton.
Het gebouw dat in 1952 opgetrokken werd, had een lengte van 92 op 23 m. De verkoophal was toegankelijk via 14 ophaalbare poorten. Er waren ook negen grote en drie kleine pakhuizen.
De luifel aan de noordzijde was bedoeld om wat bescherming te bieden aan de vislossers.
In de 15 m hoge toren, met aan de vier zijden een elektrisch verlicht uurwerk, bevond zich een sirene die het begin van de verkoopsessies aankondigde.
In 1955 telde de Nieuwpoortse vloot 62 vaartuigen: het grootste aantal ooit !
In 1970 werd er gestart met een uitbreiding van 80 op 23 m. De visverkoophal verdubbelde zo in omvang. Er kwam ook een verdieping met drie zalen, nieuwe pakhuizen, twee doorgangen en een traphal bij. De uitbreidingswerken kostten 620.000 €, waarvoor een staatstoelage van 60 % werd bekomen.
Op 16 juni 1972 werd het nieuw gedeelde van de vismijn feestelijk ingewijd.
De nieuw vismijn werd plechtig ingehuldigd op 25 mei, tweede "Sinksendag", 1953. De bouw van de vismijn kostte 174 000 € en werd voor 100 % bekostigd door de Belgische staat (dankzij het Marchalplan).
Burgemeester F. Gheeraert verwees in zijn toespraak naar de rijke geschiedenis van de Nieuwpoortse haven. Hij besloot met een hulde aan de vissers die tijdens WO II "op de bres stonden om ’s lands voedselvoorziening te redden in bange oorlogsdagen". |
Vera Verbanck, dochter van de vismijndirecteur Jozef ‘Jef’ Verbanck, droeg de schaar waarmee het lint geknipt werd. | Met het doorknippen van het lint werd het gebouw officieel geopend. |
Bureauruimte voor het personeel in de nieuwe vismijn, 1953. |
De aangemeerde vissersschepen waren, voor de gelegenheid, feestelijk versierd met vlaggen. |
|
Vuurtorenwagen in de stoet naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe vismijn, 1953. | ||
Blikvanger van de optocht was walvis Johny White, die zijn allereerste rondgang maakte. Hij werd vergezeld door de Nieuwpoortse folkloregroep ‘De Zeebonken’. Johny White werd later herdoopt tot Juvicekaroom. Deze naam was een samenvoeging van de eerste twee letters van de voornamen van zijn makers: Jules Mausset, Victor Van Meerbeeck, Cesar Pylyser, Karel Deboudt, Roger Jeunehomme en Omer Bosquart. |
Jozef Verbanck werd op 1 februari 1953 aangesteld als vismijndirecteur. Zijn ambt begon woelig, tijdens de watersnoodramp.
Aanvankelijk was hij nog “mienemeester” [Jef hoorde de term vismijndirecteur niet graag] in de oude vismijn aan de vlotkom. Maar op 25 mei 1953 maakte hij de overstap naar de nieuwe vismijn op de Kaai.
Voor zijn loopbaan als directeur was Jef Verbanck visser.
“De eerste zes maanden werd ik al zeeziek toen ik de vismijn nog maar zag”
Vanaf zijn 15de vaarde hij onder de hoede van zijn vader Alex Verbanck. De N 52 (bouwjaar 1934) werd uitgerust met drijfnetten (beegvisserij) om de haringvisserij te bedrijven. Jef Verbanck viste van 1930 tot 1953. Hij maakte dus de bange oorlogsjaren mee.
“Op 22 februari 1942 zijn wij gemitrailleerd geweest op zee door een Engels vliegtuig. Onze scheepsjongen, een snaak van 16 jaar [André Verbanck], bleef dood op dek achter. Wij hadden 63 kogelgaten in de romp van ons schip. Ook de mijnen zorgden voor voortdurend en onverwacht terreur. Mensen die bij mij aan boord waren zagen soms één of ander familielid op een mijn lopen.”
“In 1948 was er lock-out waarbij we 5 weken stilgelegen hebben.
Oorzaak daarvan was het opdoeken van de corporatie. De vaststaande prijzen vielen dus weg. De vrije markt kwam weer in voege en door de aanvoer van de vele haring, want veel Oostendse en Zeebrugse vaartuigen kwamen na de oorlog ook naar Nieuwpoort waar de vloot tot meer dan 100 schepen uitgroeide, sloeg de markt in… Soms was de opbrengst zo klein dat men zelfs niet genoeg had om de gehuurde ben te betalen.”
Tot in 1953 was er een mijnbestuurder die deel uitmaakte van het politiekorps. Die man maakte eerst zijn uren in de vismijn en nadien moest hij o. a. nog het verkeer regelen.
Verbanck: “Ik kwam in dienst op die memorabele 1 februari 1953. Directeur van de mijn dus ? Ja, maar dat is een groot woord, he. Kijk, van de stad moest ik een kepie dragen waar in zilveren letters op stond : “Mijnbestuurder”. Al die jaren, ….heb ik een gloeiende hekel aan dat woord gehad. Ik hield meer van het woord “mijnmeester” of “veilingmeester”.
“In de jaren ’60 kenden wij enorme sprotvangsten. …Toen moesten ze nog een “échantillon” brengen. Een portie sprot van 2 à 3 kilo werden dan vóór het bureau uitgestald samen met het nummer van het vaartuig en het aantal aangevoerde kilo’s. Lottrekking bepaalde wie eerst mocht verkopen. … Later hebben wij ervoor gezorgd dat de vissers de bennen zelf konden uitstallen, want die “échantillons” waren niet altijd de perfecte weergave van de aangevoerde sprotkwaliteit. Er werd dus direct verkocht bij de bennen zelf.”
Na 27 jaren dienst, op 1 juli 1979 ging Jef Verbanck op rust als “mienemeester”.
Eenmaal op pensioen vulde Jef zijn dagen als ondervoorzitter van “De vrienden van het Nationaal Visserijmuseum van Oostduinkerke” (nu : Nivago). Hij bezorgde niet alleen vele unieke voorwerpen aan het museum, maar legde in zijn voordrachten en teksten tal van bijna verdwenen facetten van de visserij aan de Westkust vast.
Mienemeester Jef Verbanck overleed op 18 februari 2006.
“Vrienden, als ge voortaan langs de vismijn loopt, langs de kaai, langs de geule, het sas of de viertorre, kijk dan naar de zee en ge zult mij zien. Wees dan even stil en ge zult mij horen !”
(Jef Verbanck).
J. Verbanck met Roland Billiau (Verzekering Hulp in Nood), in het bureau, in de vismijn. |
Pijl: Jozef Verbanck tijdens de inhuldiging van de vismijn in 1953. |
Jef Verbanck met kepie waarop in zilveren letters directeur stond. De rieten bennen hadden reeds plaatsgemaakt voor de plastieken exemplaren (begin jaren 1970). Er werd echter ook nog vis uitgestald op de grond. | ||||
Op de vis werd een briefje met de gegevens van de visser en het vislot geplaatst. In de jaren 1980 zouden de verstrengde hygiënenormen het uitgieten van vis op de grond verbieden. |
1960-1970 Verkoop van roggen in de vismijn van Nieuwpoort. |
Vlnr: Jozef Verbanck (vismijndirecteur), Charles Ryssen (schrijver), Julien Vandenabeele (roeper) en Tryphon Vanloocke (tegenschrijver). |
De ronde vissoorten werden op de grond per soort uitgelegd, terwijl de platte vissoorten meestal in bennen verkocht werden. |
Vlaamse uitzending op Belgische televisie, [1955] Met stok : Leon Dewitte vlnr: Michel Vanelverdinghe, Georges Zeebroek, (leunend op stokje) Georges Vanelverdinghe. Staande erachter: Hubert (Biksje) Legein, Jef Verbanck, Pierre Deseck, Charles Ryssen (afslager), Arthur Calcoen, Tryphon Vanloocke, Gust Legein, Maria Adam, Margiet Vanelverdinghe, Pierre Provoost, Roger Messiaen. |
Jef Verbanck met kepie "mijnbestuurder" op. Toch hoorde hij liever de titel "mienemeester". |
Bezoek van Prins Albert aan de vismijn, ter gelegen-heid van de inhuldiging van het vissersmonument, 1954. Vlnr: Prins Albert, Jef Verbanck en oud-burgemeester Floribert Geeraert. Op de voorgrond de ijzeren bennen met tong bedoeld voor de kleine kopers. Het voordeel van dergelijke bennen was dat het vocht er uit kon lopen. |
Vlnr: Jef Verbanck met kepie van “mijnbestuurder”, [Asaert], Charles Ryssen, Piet Bendels en Georges Vens (Koksijde). |
Verkoop van roggen, jaren 1960. |
De jaren 1960 brachten de gouden sprot- en haringjaren.
De verkoop gebeurde op basis van een “échantillon”. Op een tafel, bij het bureau van directeur Verbanck, werd in een emaillen bakje 2 à 3 kilo’s sprot uitgegoten. Op basis van dit staaltje werd het volledig lot beoordeeld. Onnodig te zeggen dat sommige vissers wel eens durfden de grootste exemplaren uit hun vangst als “échantillon” aan te bieden. Dit leidde meer dan eens tot felle ruzie. De kopers voelden zich bedrogen.
Na enkele jaren werd tenslotte besloten dat ieder vaartuig zijn gehele vangst moest lossen, zodat de kopers de vangsten zelf konden keuren.
Vanaf midden de jaren 1970 werd de vis gekeurd door een beëdigde veearts. Op de vis werden briefjes met de vermelding van de categorie gelegd.
Toen werkte men nog met A-B-C-categorieën:
In de vismijn van Nieuwpoort scheppen Herman Blondeel (links), Freddy Verstraete (centraal) en Albert Weiss (rechts) hun vangst van sprot in bennen. Vermoedelijk aan boord van de N788. (halfweg jaren 50). [Tussen de sprot zat soms jonge haring. Die werd aan boord gesorteerd met een “schudder”.] |
|||
Sprotvangst, jaren 1960. Rechts: Gonzales Maurice |
In 1997 besliste de Stad Nieuwpoort om in het oostelijk gedeelte van de vismijn een zaal in te richten om scholen en toeristen te ontvangen. In deze zaal “Jef Verbanck” werden film- en diavoorstellingen gehouden. Dit beeldmateriaal toonde de visserij in al haar facetten.
Ook werd de zaal versierd met schelpen, modelbouwvaartuigen en foto’s van de Nieuwpoortse vissersvloot.
In 2019 was het tijd voor een opwaardering en actualisering. (Voltooiing in 2021)
“Het College keurt de uitwerking van een concept, incl. ruimteschets, voor de expo in de Verbanckzaal van de Vismijn goed, om zo de bezoekerszaal als deel van de vismijn op te waarderen en verder toeristisch te ontsluiten.”
“Mienemeester” Jef Verbanck werd in de beginjaren omringd door:
In 1953 werd beslist om al het vismijnpersoneel als stadspersoneel aan te stellen.
Bij de visverkoop stond naast de visafslager altijd de directeur, de schrijver en de tegenschrijver. Tijdens de laatste jaren van zijn carrière werden alle prijsgegevens op een band opgenomen om latere discussie te vermijden.
Albert Lansens : “Alles was routine ! Het gebeurde zelden of nooit dat twee – drie handelaars op hetzelfde ogenblik riepen. Was dit sporadisch wel het geval, wel, dan herbegon ik, maar dan met een hogere instelprijs. In de loop van de jaren leerde je ook de stem van de vishandelaars herkennen. Je wist meteen wie “toesloeg”. Ervaring speelde dus een grote rol in mijn beroep.”
Het grote voordeel ten opzichte van een elektronische klok was bovendien de Albert Lansens nooit “in panne viel” (sic journalist J. Beun – 2005)
De viswegers werkten in feite voor drie “bazen” namelijk het stadsbestuur, de visreders en de vishandelaars.
Hun taak bestond er in één voor één de met vis gevulde bennen op de verplaatsbare weegschaal te plaatsen, en op het blaadje het aantal kilogram aan te duiden.
Als stadspersoneel diende de visweger uiteraard de belangen van het stadsbestuur te behartigen. Er werd namelijk een taks geheven op het aantal kilogram vis dat in de vismijn werd verhandeld.
De reders wensten van hun kant dat het aantal kilo’s niet naar boven afgerond werd, terwijl de handelaars zich ook niet benadeeld wilden voelen.
Bij zijn afscheid, Jef Verbanck omringd door zijn team: vlnr: P. Bendels, G. Hovaere, J. Verbanck, C. Ryssen, A. Lansens. |
Uit de afscheidsspeech van Jef Verbanck, 1979.
Jozef (Jef) Verbanck: 1953 - 1979 Als eerste vismijndirecteur maakte hij de bouw en de latere uitbreiding van de huidige vismijn mee. |
. | Pierre Deseck werkte tijdens WO II bij de Corporatie. |
Na het vertrek van Pierre Deseck (schrijver) en Tryphon Vanloocke (schrijver) werd
Later werd Hovaere in opvolging van Jef Verbanck aangesteld als vismijndirecteur. Op 1 oktober 1999 ging hij op rust.
“Wij willen niet concurreren met Oostende en Zeebrugge, maar ons onderscheiden. De aanvoer en prijzen zijn goed en we willen blijven garant staan voor de kwaliteit van de dagverse vis en garnaal.”
De vismijnploeg (anno 2020)
De vismijndirecteur Mike Sarrazijn
De veilingmeesters Kurt Simoens
Philip Rathé
Onderhoudspersoneel Franky Hamers
Wesley Fortry
Glenn Vanliefde
Kenji Clarys
Bij grote aanvoer springen 3 stadsmedewerkers bij.
Gerard Hovaere, de nieuwe schrijver
Charles Ryssen : Afslager in de stedelijk vismijn van 16 september 1948. Dit was een tijdelijke aanstelling die pas in 1967 vervangen werd door een vaste benoeming als stadpersoneel. |
Na zijn dagtaak, vulde Ryssen het overzichtsblad van de dagverkoop in. Dit formulier werd dan naar Oostende verstuurd.
Van 1980 tot 1999 vervulde Albert Lanssen, als laatste, de taak van visafslager. |
Links) Vismijndirecteur Gerard Hovaere (Centraal) Afslager [afroeper] Albert Lansens met (links) Carine Van Landschote die als stadspersoneel regelmatig de taak van tegenschrijver op zich nam (Rechts) Schrijver Marcel (Ting) Bendels hoorde bij het vismijnpersoneel. |
|
|||||
G. Hovaere voor het "aankondigingsbord" in de vismijn. |
Met directeur Hovaere en afslager Lanssen "Even aan de vis voelen" en roken was toen nog niet verboden…. |
Eerste verkoop [schip ?] in het bureau van directeur Hovaere. (Rechts) Richard Bendels die toen schepen van landbouw en visserij was. |
Een eerste verkoop van een schip [schip ?] was altijd een heugelijk gebeuren. Hier lijkt die eerste vangst bijzonder geslaagd te zijn. De bemanning en familie poseren met directeur Hovaere, burgemeester Mommerency en schepenen Vermote en Bendels. |
Met etiket van de keurder: "Voor menselijke consumptie geschikt verklaarde vis" |
"Aankondigingsbord" in de vismijn met vermelding van nummer van het schip, totaal visvangst, aantal ton-gen, ronde en platte vis, gullen, rogge, losuur en (verkoop)beurt. De "rare vis en "varia" werden meestal afzonderlijk te koop aangeboden. |
Bij de garnaalvisserij worden de garnalen aan boord gekookt (volgens een eigen recept), afgeschept, gekoeld en in de koelruimte van het schip opgestapeld. Vroeger werden de geloste garnaalbennen gewogen en verkocht. Nu worden de garnalen nog door een zeefmachine geleid, waarbij de kleine exemplaren verwijderd worden. |
Het lossen van de vangst uit het ruim van het schip gebeurde door lossers, in dienst van een zelfstandige baas.
Met een lier werd de vis op de kade gehesen en meteen op tafels gegooid. Dan begon het sorteren op soort en grootte door de vissorteerders, “visrapers”.
Bekende “visrapers” waren Jozef Hennebert, Theodoor (Thei) Vermote, Berten Mercy, Gusten Coupez, René Dewaele, André Weiss, Henri Zoete, Roger Hoornaert, Daniël T’Jaeckx, Eugène Blondeel en Gustaaf Neudt.
Het was een harde stiel: Ondanks de luifel aan de vismijn trotseerden de lossers en sorteerders de gierende “kaaie-wind”, regen, sneeuw en koude. Ook het ijs waarin de vis bewaard werd maakte dat ze verkleumd geraakten.
Lossen van een schip door de ploeg van een zelfstandige "losbaas" De lossers gebruikten hun eigen plastieken losbennen. [jaren 1980] |
||
Na de vangst wordt de vis aan boord "gegut" (de ingewanden worden verwijderd) en dan in de koelruimte van het schip opgeslagen. |
Vroeger was er geen gekoelde ruimte aan boord en werd de vis in ijs gelegd. |
"Gutten" van pladijs in het schipruim. |
Sorteerder aan de houten tafel. Nu worden tafels in roestvrij staal gebruikt. Ook de sigaret boven de sorteertafel hoort bij het verleden… |
"Rapers" (vissorteerders). In de jaren '60, '70 en '80 waren de sorteerders geen stadspersoneel. Zij kregen als verloning ongeveer 4% van de visvangst. |
Vislossers en –sorteerders van een zelfstandige baas. Achter de sorteertafel bevonden zich de visbakken waarin de gesorteerde vis per soort en grootte gegooid werd. |
april 1979 Visser Ronny Vanhoutte steekt een handje toe bij het lossen en sorteren van zijn vangst. |
Vissorteerder Eugène Blondeel. |
De sorteerder links staat klaar om een vis in de juiste visbak te keilen. Vlnr: Smagge Freddy, Vanhoutte August en Vermeylen Patrick. |
(rechts) Albert Lansens aan de oude "bascule". |
Wegen van de bennen met gesorteerde vis. [Marcel Hautekeete] |
Het wegen en uitleggen op de grond van "rare" (sic) vis (tarbot, griet, staartvis).
|
||
Vislosser "Striepe" |
Soms zaten er toch vreemde vangsten in de netten… |
De activiteiten (lossen, sorteren, schoonmaken, verkopen…) binnen de vismijn zijn steeds dezelfde gebleven. Wel veranderden de handelingen door de jaren heen……
Lossen, sorteren en verkopen in het VERLEDEN
Op het bord in de vismijn werd het nummer van de aangemeerde vaartuigen genoteerd, met vermelding van het aantal bennen vis.
De kilo’s tong werden in een afzonderlijke kolom aangegeven. Tong was immers een delicatesse die hoge prijzen kon halen.
De lossers hesen de vis, gemengd met ijs, in de manden naar boven om dan op de sorteertafels uitgegoten te worden. De vissorteerders deelden de vis in volgens soort en grootte. Dan werden de bennen op de “bascule” (weegschaal) gewogen om daarna naar de verkoopzones gebracht te worden.
Dan kon de “afslag” beginnen. Alles gebeurde in het “plat Nieuwpoorts” en de meeste woorden werden door de afroeper maar halvelings uitgesproken. Maar de koper begreep hem wel en riep “mien” wanneer hij het lot wilde aankopen.
Na de verkoop werden de bennen vis naar het pakhuis gebracht waar het schoonmaken van de vis kon beginnen. Het afval dat in een grote afvalton verdween werd door een bedrijf tot vismeel verwerkt.
Gerard Hovaere was vismijndirecteur van 1979 tot 1999. Bij deze eerste vangst [jaartal ?] poseerden de bemanning van het nieuw schip [nr ?] met familieleden, de vismijndirecteur, de schepenen Bendels, Vermote en Hollebeke. | ||
Derde in de rij als vismijndirecteur was Marcel Madou, die reeds als bureauchef stadspersoneel aan de Stad Nieuwpoort werkte. Hij volgde, in 1999, Hovaere op als “mienemeester”.
pers: WN 13/12/2019 |
||
Tussen (rechts) schepen Kris Vandecasteele en (links) de voorzitter van Promovis Romeo Rau staat Marcel Madou. Hij was 12 jaar visdirecteur van 1999 tot 2011. |
Ronny Beschuyt nam in 2011 het roer over van Madou en bleef directeur tot in 2018. 35 jaar lang was hij actief in de Nieuwpoortse vismijn, waarvan 7 jaar als directeur."Ik heb er bijna de helft van mijn leven doorgebracht."
pers: WN 13/12/2019 |
||
|
||
Na de pensionering van Beschuyt, kwam Gay CLaus in de directeurstoel te zitten. Guy Claus was kort directeur in 2018. pers: NB 8/6/2018 |
||
Na het vertrek van Guy Claus, nam Kurt Simoens even de taak van vismijnberheerder op zich. In 2019 werd Mike Sarrazijn als directeur aangesteld. (Rechts) Philip Rathé kwam Simoens vervoegen in de hoedanigheid van veilingmeester. pers: WN 26 april 2019 |
“Wij willen niet concurreren met Oostende en Zeebrugge, maar ons onderscheiden. De aanvoer en prijzen zijn goed en we willen blijven garant staan voor de kwaliteit van de dagverse vis en garnaal.”
De vismijnploeg (anno 2020)
De vismijndirecteur Mike Sarrazijn
De veilingmeesters Kurt Simoens
Philip Rathé
Onderhoudspersoneel Franky Hamers
Wesley Fortry
Glenn Vanliefde
Kenji Clarys
Bij grote aanvoer springen 3 stadsmedewerkers bij.
Gerard Hovaere, de nieuwe schrijver.
In de loop der jaren werd er door de overheid nieuw hygiënenormen opgelegd. Het lossen, sorteren, schoonmaken en verkopen verloren hun folkloristisch karakter.
Vislossers Cordenier voerden als eerste in de jaren 1970 de plastieken visbennen in.
Al spoedig moest de vis gekeurd worden en “geschikt voor consumptie worden verklaard”.
In 1986 werd het rookverbod in de visverwerkingslokalen ingevoerd, mochten er geen honden meer binnen in de vismijn en de schuimrubberen kistjes mochten slechts één maal gebruikt worden.
Ook het uitleggen van vis op de grond (dit gebeurde meestal nog met speciale vissoorten of koopjes) behoorde vanaf dan tot het verleden.
1. Aankomst van de schepen:
De eurokotters, die een grote diepgang hebben, varen binnen met hoogtij, meestal in de late avond.
De garnaalboten komen binnen in de vroege ochtend.
2. Verwerking van de garnaalvangst:
De garnalen werden reeds op het schip gekookt in zeewater met toevoeging van zout. (Elk schip heeft zijn eigen recept)
Wanneer de garnalen in de vismijn gelost worden, worden ze in de trechter van de zeefmachine gegoten.
Garnalen die te klein uitvallen, worden gescheiden, afgevoerd en vermalen. Die vermaalde garnalen worden in de industrie verwerkt tot afgeleide producten zoals meststoffen en veevoer.
De garnalen die voldoen aan de Europese normen, komen terecht in stapelbakken (15 kg).
Tevens is er een kwaliteitscontrole: Er wordt nagegaan of de garnalen de juiste temperaturen hebben en of ze niet kleverig zijn.
Alle garnalen die in de Nieuwpoortse vismijn verhandeld worden hebben een E-kwaliteitslabel, die staat voor extra vers.
Nieuwpoort profileert zich als DE garnaalhaven.
De gegevens van de garnalen (grootte, hoeveelheid,…) worden in de logger ingevoerd, die in verbinding staat met de computer.
Na verkoop kunnen de handelaars de aangekochte garnalen ophalen en dit tot 12 uur.
Om te voldoen aan de Europese normen en aan de eisen van het voedselagentschap wordt de koude lijn tussen het vangen van de vis / de garnalen en het afhalen door de opkoper nooit verbroken.
3. Verwerking van de visvangst:
Bij het verwerken van de visvangst zien we gelijkenissen en verschillen met de garnalenvangst.
Het lossen van de boten hangt af van de omvang van de visvangst. Hoe groter de vangst, hoe vroeger men start met het lossen. Dit gebeurt dus in de nachtelijke uren.
De vis wordt aan boord gegut (= verwijderen van de ingewanden) en in stapelbakken met ijs, in de koelruimte van het schip bewaard.
Bij het lossen in de vismijn, wordt de vis ofwel in koelcellen bewaard om later gesorteerd te worden ofwel worden ze dadelijk gesorteerd.
Het sorteren op soort en grootte gebeurt
Na het inloggen van de gegevens, etikettering en het stapelen in de koelruimte, vangt men aan met de visveiling.
De veilingen gebeuren op hetzelfde moment, online, in de drie Vlaamse vismijnen (Nieuwpoort, Zeebrugge en Oostende). Een goede en snelle opvolging is dus van groot belang voor het vismijnpersoneel.
Ook hier wordt de koude lijn nooit onderbroken en blijft de vis in de koelruimtes tot vervoer naar de vismijnen van Oostende en Zeebrugge, waar de kopers hun lot komen afhalen.
De lokale kopers beschikken over koelruimtes waar zij, volgens hun behoefte, de vis komen ophalen.
Vroeger werd de vis uit het ruim met een schop in bennen geschept en naar boven gehesen. De kisten zijn eigendom van de Nieuwpoortse vismijn. Iedere viskist heeft een barcode waarmee het kistenbestand opgevolgd kan worden voor facturatie van de borg aan de vissers of kopers. |
||
De visvangst wordt op een sorteertafel uitgegoten waar het gesorteerd wordt.
|
||
De vissoorten zoals rog, kabeljauw of zeebaars worden manueel op de grote, roestvrij stalen tafel gesorteerd. | ||
Daarna komt de weegploeg die uit 2 wegers en een kwaliteitscontroleur bestaat. | ||
De bakken zijn niet altijd vol. De overschotjes gaan in restkisten. |
||
Een uitgeprint ticket wordt op de bak aangebracht. |
De elektronische "bascule" print een bonnetje uit met volgende informatie: vissersboot (hier de N34), kwaliteit (hier E-kwaliteit), vissoort en lotnummer van de kist (hier 15). | ||
Kist - LOT 161 | ||
De elektronische "bascule". | ||
Na gebruik wordt elke kist machinaal gereinigd. |
In 2019 landden 29 verschillende vaartuigen hun vangsten aan in Nieuwpoort, daarvan zeven met Belgische licentie en twintig met Nederlandse licentie. Toch zijn het voornamelijk Belgische ondernemers die deze licenties beheren. Daarbovenop landden ook twee Franse vaartuigen hun vis aan in Nieuwpoort. De Belgische vaartuigen zorgden voor 78 procent van de omzet, de Nederlandse 19 procent en de Franse 3 procent. |
||
Jaaroverzicht 2019 van de visveiling te Nieuwpoort “In 2019 stabiliseerde de omzet opnieuw", verduidelijkte schepen voor visserij Kris Vandecasteele. "De twee eerste kwartalen van 2019 waren zeer sterk, maar daarna kregen we een kleine terugval. Er is een vraag om het product uit de zee levend af te zetten bij restaurants. Daarvoor zijn de vissers, handelaars en eindverbruikers oplossingen aan het zoeken.” Het aandeel in garnalen in de omzet daalde naar twintig procent. In de vorige jaren schommelde dit rond de dertig procent. Er werden zo’n 112 ton dagverse garnalen aangevoerd in Nieuwpoort. In 2018 was dit nog 143 ton. De populairste aangevoerde soorten van 2019 waren:
|
||
|
2020 |
Het FAVV (Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen) controleert de voedselveiligheid van de zeevis en de garnalen die via de Belgische vismijnen in de handel worden gebracht.
Het voert ook inspecties uit in alle bedrijven (ook de vismijnen) die actief zijn in deze sector.
Wie mag nog binnen in de vismijn ?
Gedaan de tijd dat iedereen zomaar in de verkoophal, tussen de vismanden mocht lopen, dat iedereen eens aan de uitgestalde vissen kon voelen, dat er van een koude lijn geen sprake was…
“Al wie doa nie moe zien, moet doa nie zien!”
(sic schepen Vandecasteele)
De veilingmeesters voeren de autocontrole op de aangevoerde vis :
Zij controleren:
Wanneer er vis aangevoerd wordt, is er ook steeds een veearts van de FAVV aanwezig. Die doet de algemene controle, naast de autocontrole van de veilingmeesters. Om de 2 à 3 weken gebeurt een bijkomende algemene controle door een ambtenaar van het FAVV.
De kwaliteitscontroleur controleert de sortering van de vis en de kwaliteit. Met een controleweegschaaltje worden steekproeven gedaan. Bij onregelmatigheden moet de kist opnieuw gesorteerd worden. |
Een keurder (veearts) van het Federaal Agentschap voor de Voedselveiligheid keurt nogmaals de vis. |
Visveiler Kurt Simoens aan het werk. |
Ook de huid van de vis, vorm van de ogen en kleur van de pupil, kleur van het slijm, de textuur van het visvlees, de kleur van de gutsnede en de temperatuur van het visvlees (maximum 4°C) worden gecontroleerd. Dit gebeurt d.m.v. monsters. |
Voor de bepaling van de kwaliteteit wordt o. a. de kleur en de geur van de kieuwen gevontroleerd. |
Ondanks het feit dat de euro pas 9 maanden later zou ingevoerd worden, verscheen bovenaan toch al de prijs in euro.
De veilingmeester gaat na hoeveel de verkoopprijzen per kilogram tijdens de vorige veilingen bedroegen. Hij neemt de gemiddelde prijs en telt er 2€ bij. Dit wordt dan de startprijs.
De verschillende vismijnen hanteren min of meer dezelfde startprijs.
Er wordt echter ook rekening gehouden met:
Veilingzaal in de vorige setting. Tegenwoordig is het aantal aanwezigen bij een veiling heel klein, daar men ook van thuis uit kan bieden. Via een audioverbinding kan de koper in contact komen met de veilmeester. |
Veilmeester Ronny Beschuyt in het veilingzaaltje. Iedere vishandelaar heeft een eigen inlogcode. Met deze code kan de koper zich aanmelden op het verkoopsysteem en op de hoogte blijven van de aanvoer in de vismijnen van Nieuwpoort, Oostende en Zeebrugge. |
Iedere koper beschikt over een scherm vaarop hij de veiling kan volgen en de koop sluiten. | ||
De veilingzaal. |
De koper kan de aangekocht vis ophalen. |
“De vele persteksten bewijzen dat het leven in en rond de vismijn nog steeds boeit. De vismijn blijft van essentieel belang voor de Nieuwpoortse economie.”
Pentekening van Lacroix Jean-Claire.
Naast de kepie van vismijndirecteur Jef Verbank, het schriftje met de aanvoering in de vismijn van Ryssen en de artikels uit de pers vormden boeken uit de regiocollectie een bron van informatie over de geschiedenis van de Nieuwpoortse vismijn.
Bibliografie:
De Vlaamse zeevisserij / Devent Georges
De Nieuwpoortse visserij / Beun Jacques
De West-Vlaamse visverwerkende industrie… /De Clerck Rudy
Sprotrokerijen te Nieuwpoort / Beun Jacques
De vismijn te Nieuwpoort / Beun Jacques
Nieuwpoort die "Goldene Stadt" / Beun Jacques
Kustvolk in de vuurlijn deel 3 / Pylyser Jean-Marie
In 1997 besliste het stadsbestuur om de educatieve zaal in de vismijn naar Jef Verbanck te vernoemen. Voltooiing zaal 2021 |
De zeezegeningen zijn een jaarlijkse traditie aan onze kust. Geen visser die vroeger voor de zeewijding de zee op ging. Een ingetogen moment hierbij is het herdenken van overleden vissers en al wie het leven liet op en door de zee.
Tijdens het pinksterweekend staat Nieuwpoort in het teken van de visserij.
Op het Kaaiplein vinden tijdens het Pinksterweekend de jaarlijkse Visserijfeesten plaats. Het evenement benadrukt de onbreekbare historische en economische band tussen stad en vissector. De plechtige Vissershulde op pinkstermaandag vormt traditioneel het sluitstuk van de Visserijfeesten. Op pinkstermaandag herdenkt de stad Nieuwpoort al zijn op zee vermiste en omgekomen vissers. Aansluitend volgt de zegening van de vissersvaartuigen langs de kade. De optocht gaat nadien verder tot aan het Vissersmonument op het Fonteinenplein.
Foto’s van 10 juni 2019 © Filip Meutermans (ID/ photo agency)
Om te voldoen aan normen van de FAVV zijn er, in 2021, een aantal aanpassingen in de vismijn doorgevoerd worden:
Het aantal poorten werd herleid tot drie en voorzien van kantelpoorten in isolerend pvc, die afwasbaar zijn.
De andere deuropeningen worden toegemetseld en geïsoleerd.
foto's copyright Schepen Kris Vandecasteele
opgemaak december 2021
WAT EEN LEVEN WAS DAT ZEG!
Oude documentaire - Unniek document ocer de Belgische visserij https://youtu.be/kDTY4hIxghM